Margriet Breet

Margriet Breet
op weg naar een nieuw boek...

15 november 2011

even niks meer hier

Ik ben weer op mijn gewone blog te vinden.
Hoop je daar te zien!

11 november 2011

en alweer nog maar 1 nachtje slapen...

Ja, heel raar, maar ik zit nu dus in een sarong voor de computer en ik zit een heerlijke bruine boterham met een mix van jam, pringles en ondefinieerbare nootjes die verdacht veel op maden lijken, weg te werken. Ernaast staat een flesje bintang (biertje), en ik moet jullie zeggen: het smaakt best aardig zo bij elkaar.
Ik wilde liever wat in de warung op de hoek gaan eten, maar het heeft hier weer gehoost van de regen, wat zou betekenen dat ik door kniehoog water naar mijn appartement zou moeten waden om mijn geld op te halen. Toen ik echter m'n buidel in mijn hand had en de donder door de donkerte hoorde dreunen, dacht ik laat maar zitten dat eten, ik doe het wel met wat ik nog heb.
Was wel grappig trouwens: ik was net op een site waarop het woord 'kortingknallers' stond, en precies op het moment dat ik het las werd er ergens vuurwerk afgestoken.
De ceremonie.
Tja.
Raar gedoe.
Druk vooral.
Hoop heen- en weer geloop, gamelanmuziek met fluiten en trommels, een priester die raar zingt, bérgen fruit die op prachtig opgemaakte schalen pronken en op het hoofd worden weggedragen naar een ruimte in de tempel of een beeld of een altaar. Kinderen zijn zich aan het omwikkelen met kostuums, soms loodzwaar, worden opgemaakt en oefenen hun danspasjes, en je zult het geloven of niet, maar in een hoek van de plek waar de ceremonie wordt gehouden, wordt gegokt dat het een lieve lust is. Met geld, jawel. Hele kringen mannen en jongens staan er om heen, en nee, bij het gokken geen vrouwen gezien. Ze doen iets met drie dobbelstenen waarop afbeeldingen van dieren staan, en het gaat erom dat ze de juiste combinatie raden. Ze zijn er echt uren zoet mee.
Nou, en verder vond ik dat ik lang moest staan, ik had namelijk geen stoel, en begreep ik er geen barst van. Zo'n ceremonie is voornamelijk een gemeenschapsgebeuren en het ziet er erg gezellig uit allemaal, hoewel ik ook hele kleine kinderen heb gezien die na lang zeuren en draaien en huilen in de armen van mama in slaap vielen.
In de tempel ontmoette ik overigens twee Australische dames, waarvan er één een, hoe kan het ook anders (alles is hier magisch en nog steeds is niets voor niets) schrijfster was, en waar het wel mee klikte. Zij had op weg naar de tempel het idee gekregen dat ze iets van een schrijfreis op Bali wilde ontwikkelen, en ze was daarover nog aan het nadenken toen ze me vroeg wat ik voor werk deed. Toen ik zei dat ik boeken schreef en daarvoor hier op Bali was, kreeg ze zowat een rolberoerte en kippenvel. Affijn, we raakten bevlogen aan de praat, en we hebben mailadressen uitgewisseld, waar zich ongetwijfeld een correspondentie uit gaat ontwikkelen. De dame in kwestie heeft me op mooie en bruikbare ideeen gebracht, waarvoor ik haar bij voorbaat al dankbaar ben.
Nóg magischer was trouwens dat ik behoorlijk aan het sippen was vanwege het 'laatste avondje-gevoel'. Ik was van plan om gewoon in mijn appartement te zitten en te gaan werken, maar toen belde Ketut me en gaf hij me de opdracht om toch vooral naar die ceremonie te gaan. Ik sputterde tegen, maar hij zei dat ik echt moest gaan en niet in m'n eentje mocht blijven sippen.
Ik moest de sarong maar aan doen die ik in zijn winkeltje had gekocht, en verder niet zeuren.
'Will you be there too?' vroeg ik hem.
'No,' zei hij, 'I went yesterday. You can go alone. Take a sarong with you. Take the one you bought from me.'
Goed.
Heb ik dus braaf gedaan, en moet je nou weer eens kijken waar het goed voor is geweest.

En nu.
Nu is het nog steeds aan het regenen, niet zo hard meer, zijn de broodjes toch wat vreemd gezakt in m'n buik en ga ik mijn laatste nachtje hier in. Morgen heb ik nog tot een uur of half vier de tijd om iets te ondernemen, en dan moet ik hier weg. Ubud verlaten, Ketut verlaten, de geur, de bloemen, de zon, de hitte, die geweldig sterke magie, de rijstvelden, de scooters, het leven op straat, de roepia's, m'n appartementje, lieve Willemien en Piet en Wayan, het gesis van de krekels, mijn leuke kleine cikcaks (hagedisjes), de muggen, de koude douche, alles waar ik me 10 zalige dagen lang zo intensief in heb laten onderdompelen. Vijf uur moet ik op het vliegveld staan, om 19.15 vlieg ik en dan land ik 18 uur later weer op Schiphol, en wel om 6.15 's ochtends vroeg waar mijn lieve familie zal staan met een dik vest en handschoenen en welkomstknuffels. Ook dat is goed. Het zal alleen wel weer even heel, heel erg anders zijn.

Dag lieve allemaal.
Tot gauw!

nog even wachten op een berichtje, hoor

Lieve schatten, weer veel te vertellen, maar nog geen tijd. Ga nu, op m'n laatste avond alweer, naar een ceremonie die hier in een tempel vlakbij wordt gehouden. Als ik terug ben, probeer ik wat te schrijven. Moet nu gauw een sarong zoeken en rennen, want het is eigenlijk al begonnen. Ik hoor ze hier, tja, hoe zal ik het noemen..uhm, jammeren, ja, dat is waarschijnlijk wel het goede woord. Heel apart. Ik ga het zo zien. Dag!

10 november 2011

ben ik eigenlijk wel helemaal terug?

Ik zie hier een compleet verfrisd meiske zitten, net gedoucht, nog geen druppeltje zweet aan d'r lijf, met een heel oud broodje jam (nog van vorige week vrijdag) en een kopje thee met honing naast zich. Ze is klaar voor weer een nieuwe dag, die zal bestaan uit een bezoek aan de Green School voor een interview met 2 kinderen die daar op school zitten, en wellicht een tripje naar Sanur of Seminyak, afhankelijk waar haar vrienden zich bevinden. Vanavond maakt ze tijd om een feestelijke opening van een zaak te bezoeken, alwaar een pianoconcert gegeven zal worden door een zeer getalenteerde vriendin van haar. O, let op, het frisse meisje zegt dat ze behoefte heeft u te vertellen dat alles goed gaat. Wacht, ik zal haar een paar vragen stellen, misschien wil ze wel antwoord geven.

'Uhm, Margriet, welkom op deze mooie ochtend. Je ziet er fris en uitgeslapen uit. Heeft de nacht je goed  gedaan?'
'Ja. Ik heb eindelijk weer eens behoorlijk doorgeslapen, en dat merk ik meteen.'
'Sliep je niet zo goed dan?'
'Mwoah, ik lig nogal eens wakker en dan duurt het wel een paar uur voor ik weer in slaap val.'
'Heb je zorgen dat je 's nachts wakker ligt?'
'Nee, geen zorgen, maar wel veel om over na te denken. Elke dag is een dag vol indrukken, en die moeten toch ergens opgeslagen worden. Kennelijk gebeurt dat 's nachts, en ja, daar word ik dan wakker van.'
'Uhm, Margriet, ik heb me laten vertellen dat je gisteravond onder hypnose bent gegaan. Klopt dat?'
'Haha, ja. Maar volgens mij was het geen echte hypnose, maar meer een geleide meditatie. Het doel was om met mijn onderbewuste in contact te komen om het een paar vragen te stellen die me op dit moment bezig houden. Volgens Svein, een Noorse meneer die bezig is dit te leren, is het mogelijk het onmetelijke universum aan te spreken.'
'Klinkt nogal wazig als ik eerlijk ben.'
'Dat mag. Dat vond ik ook. Maar het was niet echt wazig, achteraf bezien. Het was eigenlijk wel leuk. Ik heb mijn matras midden in de kamer gelegd, heb gezorgd dat ik lekker lag, een laken over me heen gelegd, een kussen onder mijn hoofd en knieen gepropt, en ja, toen ben ik maar gewoon gaan liggen en heb ik het me laten overkomen. Ik was gewoon nieuwsgierig, weet je.'
'En? Wil je ons vertellen hoe het was?'
'Ja, dat wil ik wel. Ik lag dus lekker en toen moest ik aan dingen denken die Svein voorlas. Zo iets van, ontspan je, laat alles los, en toen gaf hij me opdrachten in de tant van: je ziet een kleine vogel vliegen, wacht tot je 'm ziet, zie een vlinder, een blauwe auto, een hond, een kat, een boom met bladeren waar de wind doorheen ruist. Blijf een tijdje op die plek, geniet ervan, heb geen zorgen. Vandaar moest ik naar een lievelingsplek gaan, en toen ik daar eenmaal was, moest ik een wolk zoeken waar ik op kon stappen. Het was als dromen, maar dan hardop. Als fantaseren, wat ik ook altijd doe als ik schrijf, alleen was er nu iemand die me alles voorzei. Terwijl ik dat allemaal probeerde voor me te zien, bleef ik gewoon alles om me heen horen, wist ik dat ik op dat matras lag, wist ik waar ik me bezig was. Misschien is het is het me eigenlijk niet helemaal goed gelukt. Er waren beslist momenten dat mijn zelf, mijn eigen bewustzijn, er doorheen kwam. Het was bij momenten zelfs hard werken voor me om in die 'droom' te blijven. Ik denk dat ik iets te eigenwijs was om me compleet over te geven.'
'Heeft het je iets opgeleverd?'
'Vast wel. Maar de antwoorden die ik heb gekregen wist ik eigenlijk al. Ik heb niet echt iets nieuws gehoord.'
'Had je dat wel gewild?'
 'Ja. Natuurlijk had ik dat wel gewild. Ik had best een handleiding willen krijgen, maar wat ik vooral te horen kreeg was dat ik geduld moest hebben. En vertrouwen.'
'Vertrouwen waarin?''
'Dat alle dingen gaan zoals ze moeten gaan. Dat niets voor niets is. Dat alles een bedoeling heeft, en dat ik daar op kan vertrouwen. Meer wil ik er niet over kwijt. Mag dat?'
'Dat mag. En verder? Wil je ons verder nog wat vertellen?'
'Nee. Eigenlijk niet. Ik moet zo weg en nog van alles doen.'
'Je klinkt een beetje boos.'
'O, sorry. Dat is niet de bedoeling. Het is, ik heb het ook zo druk. Ik heb een vol programma en de dagen vliegen voorbij. Ik heb nog maar 2 nachten hier, drie dagen met deze erbij gerekend, en dan is het alweer zaterdag. Dan moet ik weer gaan.'
'Heb je zin om weer naar huis te gaan?'
'Zal ik eerlijk zijn?'
'Graag.'
'Nee. Nog niet. Het gaat te snel, ik had er graag nog een paar dagen bij aan geplakt. Om een beetje tot rust te komen, om eens een dag niets te hoeven. Nu zit alles vol, ik ren en ren en ga maar door. Ik ga het hier weer zo vreselijk missen allemaal. Straks moet ik weer terug naar dat koude Nederland, zit ik weer alle dagen saai achter dat bureau te zwoegen, zuchten, draaien, schrijven. Ik zie er tegenop.'
'Kunnen we iets voor je doen?'
'Misschien. Ik weet het niet. Nee, ik denk het niet. Of ja, toch. Niet teleurgesteld zijn als hier een dagje niets staat. Het kost veel tijd om dit te schrijven, en soms is het teveel. Het voelt soms als een verplichting, maar aan de andere kant wil ik ook niemand teleurstellen. Ik bedoel, het is heerlijk om te delen, jullie reacties te lezen, om te weten dat jullie allemaal aan me denken. Dat vind ik lief, dat waardeer ik enorm. En ik denk ook heus aan jullie, dat moet je van me aannemen.'
'Ik begrijp het.'
'Dankjewel. Mag ik nu gaan? Ik wil nog een kopje thee drinken en moet een paar mensen bellen. En een tas pakken. En een schrift en een pen en opruimen en naar de wc en op tijd op straat staan.'
'Dat is goed. Doe je ding en we zien je wel weer een keer. Heb het goed en blijf fris. Keep up the right way, liefje.'

Nou?
Was dat fijn of niet?
Fijn dat meisje Margriet me even te woord wilde staan. Kijk, daar gaat ze. Ze is haar tanden aan het poetsen. Ach, ach dat kind, zie haar toch bezig zijn. Zal ik haar de groeten doen van u en mij?

8 november 2011

soul

of ik kaarten wilde kopen...
bij de rots rechts heb ik gesnorkeld.

o jongens, ik wil hier niet meer weg...

Het is hier 9 uur in de avond, en ik ben amper een uurtje thuis van een prachtige dag. Mijn haren zijn nog nat van de douche die ik net heb genomen om al het zoute water én deze dag van me af te spoelen. Waar moet ik met dit blog beginnen, en waarmee zal ik eindigen...
Goed.
Ik maak een keuze. Ik doe het van begin af aan, in chronolgische volgorde. Dat is het makkelijkst en voor iedereen lees- en begrijpbaar.
Ik was vanmorgen in grote haast omdat ik, zoals ik al schreef, contact had gezocht met David en hem zowaar aan de telefoon had om af te spreken wanneer we elkaar konden treffen om zijn dolfijnenliedje op te nemen. Voor de mensen die hier nieuw zijn, geen idee hoeveel dat er zijn, zal ik even in het kort vertellen wie David is. David heb ik op mijn vorige reis leren kennen in Lovina, toen ik op zoek was naar dolfijnen. David werd belangrijk voor me, zo belangrijk dat de jongen in mijn boek, Soedian, een mix is van hem en mijn eigen fijne Ketut.
Ik heb hem thuis, in Nederland, dikwijls geprobeerd hem te spreken te krijgen, maar dat liep uit op niets. Gisteravond kreeg ik opeens het idee het nog één keer te proberen via degene die het hotel naast dat van mij runde. Ik mailde diegene en vanmorgen had ik David dus ineens aan de telefoon. Ik legde hem uit dat ik een druk programma had (heb zelfs een agenda aangelegd hier, omdat ik anders bang ben dat ik dingen vergeet!), en dat ik graag wilde of hij kon proberen naar mijn appartement in Ubud te komen.
Goed.
Het was even ingewikkeld om elkaar te begrijpen, maar net, nog geen 5 minuten geleden, vertelde hij me dat hij vervoer had geregeld en hierheen kon komen. Morgen om 10 uur is hij hier, en dan kan ik eindelijk zijn mooie liedje opnemen. Ik hoop dat het gaat lukken, en dat het uiteindelijk bij één van de volgende delen van mijn boek uitgebracht kan worden. Het zal niet de beste opname ooit gaan worden, maar het is in ieder geval iets, en bovendien, waar blijf ik als ik mijn droom niet volg.
Jemig, ik kan niet eens bij het begin beginnen, merken jullie het? Dit is eigenlijk alweer het eind. Sorry. Sorry voor de chaotische vertelwijze.
Ik kan het niet beter dan dit doen, het loopt allemaal door elkaar. Eén grote rush is het, ik val tóch weer van de ene verbazing in de andere. Ik dacht dat David mijn woorden vergeten was, dacht dat alles wat ik had gezegd één grote illusie bleek te zijn, dat heb ik ook geschreven in het blog van mijn eerste reis, maar niets is minder waar.
Goed.
Terug naar het begin.
Gehaast was ik, en toch nog net op tijd om bij Ketut in de auto te springen, op weg naar de vulkaan.
O jee, ik vergeet te vertellen over mijn bezoek aan de Green School. Nou ja, minder belangrijk, dat lezen jullie wel terug in deel 2 van het geheime dolfijneneiland.
De vulkaan.
Die heb ik alleen maar in de verte gezien.
Mooi, ver weg, zwart zand eromheen, geen activiteit. De laaste keer was, als ik me goed herinner, in 2001. We hadden geen tijd om 'm te beklimmen, want we moesten door naar het oosten, wat nog een behoorlijk lange trip bleek te zijn.
Prachtig landschap, fantastische rijstvelden, niet toeristisch. Ketut wist er goed de weg omdat hij in die buurt is opgegroeid. Het voordeel daarvan is dat je op plekjes terecht komt die geen toerist ooit ziet, tenzij je Magriet heet en een ongelooflijke mazzelkont bent.
Verder nu.
De zee.
Ik schreef vanmorgen in alle haast dat ik naar Emda zou gaan, maar dat was niet zo. De letters waren goed, maar de volgorde niet. Het zou Amed moeten zijn, maar een kniesoor die daar op let. Het werd geen Amed, maar iets anders uiteindelijk, wat een prima keus bleek te zijn. Kijk maar naar de tweede foto. Niets mis mee, toch?
Ketut had intussen al ergens wat gegeten, maar ik niet. Ik kon geen hap door mijn keel krijgen. Zenuwen.
Als ik zenuwachtig ben, kan ik niet eten. Dan word ik stil, krijg ik buikpijn en wou ik dat ik gewoon in een Appie Happie liep om een simpele bloemkool te kopen en verder niks.
Een Appe Happie was er niet. Wel een vriendelijke jongen die me meteen vroeg of ik wilde snorkelen en een boot wou en of ik dat bij hem wou doen. Ketut knikte ja, en nog geen vijf minuten later stond ik me om te kleden in een smerig en klein wc-tje. Bikini aan, sarong om, shirtje aan tegen het verbranden en wachten op een strandstoel tot het bootje zou komen.
Ketut zou met me meegaan had ie beloofd.
'I wait here for you,' zei hij.
'No,' zei ik.
'Yes. I don't go with you.I'm skared too. For the boat.'
'But you've promised!'
'I won't.'
'If you don't go with me, I don't talk to you anymore. The whole way back. And that's a long way!'
Ik keek er erg serieus bij en volgens mij ook behoorlijk chagrijnig, althans, daar deed ik flink mijn best voor. Waarop hij diep zuchtte en toch maar in het bootje stapte dat inmiddels gearriveerd was.
En toen.
Toen was het behoorlijk golverig en splashten we over het water heen.
En toen stopte het bootje opeens.
'Just go now,' zei de bootsman.
Ik keek waar we waren. Achter het eiland dat je ziet op de tweede foto. Het was flink golverig en het zag er allemaal woest uit.
'It's my first time,' zei ik, 'and I'm really scared.'
'First time for you?' zei de bootsman.
En prompt zette hij de motor weer aan en koerste terug richting strand.
Ik mocht godzijdank dichter bij de kust, waar het minder diep was.
Diep ongelukig keek ik naar Ketut, die absoluut niet van plan was me op wat voor manier dan ook bij te staan. Hij was bang voor het diepe water en gooide het er op dat er geen flippers voor hem waren.
Ik deed mijn snorkelzooi op, m'n flippers aan, deed mijn sarong af en zei dat ik eerst de boel vanaf het bootje wilde bekijken. Ik hing over de rand, en keek met mijn duikbril op mijn snufferd naar de wereld onder water.
En toen.
Toen zag ik een andere wereld. Eén die ik niet kende. Eén die leek op boven, maar toch heel anders was. Het was zoals de kleuren in mijn boek. Blauw en groen, precies zo, en niet anders. Ik herkende het op een of andere manier. En ja, ik zag vissen. Maar ook rotsen, en dingen die ik nooit eerder had gezien. Rare dingen.
Ik kwam met mijn hoofd boven water en nam een besluit. Ook al vond ik het eng, ik was niet hier helemaal naar Bali gekomen om bang te zijn en daarom iets niet te doen. Ik heb alles over voor mijn boek, ik heb een droom, en die wil ik leven.
Dus haalde ik diep adem, klom ik over de rand en liet ik me in het water zakken.
En ik zwom.
Ik zwom en ik keek naar dat waar ik bang voor was, Diepte, vissen, groen. Ik keek en ik zwom, ik trappelde met mijn voeten, hoorde mezelf ademen, proefde zout water, blies het uit mijn snorkel, hoorde mijn hart tekeer gaan, maar ging door. Ik keek en ik keek en ik keek. Vissen zwommen beneden me, maar waren niet dichtbij genoeg om me bang te maken, alsof ze wisten dat ze kalm aan met me moesten doen. Gele vissen, zwarte vissen, kleine blauwe visjes, zilveren vissen, alles bleef ver weg van mij. Zo lief van ze, zo mooi hoe ze zwommen, hoe ze zich verstopten onder rotsen en planten, om later weer ergens tevoorschijn te komen. Het leek er op Terschelling, op de duinen in de herfst, maar dan andersom: hoogtes werden diepten en de bodem werd de hemel.
Ik spreidde mijn armen en moest denken aan mijn broer, die duikinstructeur is geweest in Thailand.
Ik begreep hem opeens, zijn fascinatie begreep ik. Niet dat ik hetzelfde wilde doen, maar ik begreep opeens wat hij voelde. Het was fantastisch, groots en wonderbaarlijk.
Woorden schieten tekort, ik moet echt gaan nadeneken over hoe ik dat gevoel ga beschrijven.
En nu, terwijl ik dit schrijf, moet ik zuchten.
Het is een zucht van, ja, van wat eigenlijk. Een zucht van geluk? Nee, het is iets anders. Het is een zucht van thuiskomen misschien. Van onder ogen zien wat is en niet is. Een zucht van meer dan adem alleen. Een zucht van leven, op en top leven, een zucht van belangrijkheid. Ik weet niet, ik ben een beetje in de war van alles.
Het is zoveel, het is Margriet en ook weer niet.
Het is teveel.
Ik kan er wel van huilen.
Misschien ga ik dat straks ook wel even doen. Zachtjes en alleen, in villa Harmony in Ubud.

Vergeef me mijn niet zo mooie verhaallijn. Vergeef me mijn spelfouten, vergeef me dat het geen verhaal is dat af is. Dit is wat het is op dit moment. Dit is geen schrijfster die bezig is met mooie woorden, dit is het verhaal van een ziel die probeert losse eindjes aan elkaar te knopen. Dit is het verhaal van mij, ongecensureerd, onnagedacht, te snel geschreven, als een dagboek. Ik kan veel beter, mooier ook, maar ik doe het niet. Dit is wat ik wil laten zien vandaag. Dit is na een veel te grote fles bier, te snel gedronken, op, over en uit.
Morgen.
Morgen ben ik er weer.
Beloofd!

druk


Het is niet te geloven, maar ik schrijf dit terwijl ik ongelooflijk veel haast heb. Over een kwartier moet ik op straat staan, alwaar Ketut me oppikt om naar de vulkaan te gaan. Daarna gaan we door naar Emda om te snorkelen. Ik zie er onwijs tegenop, want Margrietje en visjes is geen lekkere combinatie zal ik maar zeggen. Ik vind ze eng, glibberig, niet lekker, niet leuk en niet lief. Maar goed, ik kom er niet onderuit, want hoe kan ik ooit een goed boek schrijven over dolfijnen als ik hun wereld niet eens ken.
Hoe het komt dat ik zoveel haast heb, vraagt u zich natuurlijk af.
Nou, kijk, dat komt zo, ten eerste ben ik natuurlijk iets te laat opgestaan en ten tweede werd ik verrast door een telefoontje van David uit Lovina. (mijn vaste lezers weten van David uit m'n vorige blog)
Via via heb ik contact met hem gezocht, omdat ik dolgraag z'n dolfijnenliedje op wil nemen. Ik heb een recorder meegenomen die in stereo op kan nemen, en vanmorgen had ik hem zomaar aan de telefoon. Heel erg leuk om hem weer te horen, maar zo'n telefoontje duurt een stuk langer dan verwacht omdat David gebrekkig Engels spreekt. Uiteidnelijk hebben we nog steeds geen goedwerkende afspraak gemaakt, maar daar wordt aan gewerkt.
En nu heb ik nog 9 minuten om aan die straat te komen, brood te smeren en nog even te plassen. Dus.
Moet ik het hierbij laten.
Vreselijk.
De foto hierboven is van de Green School die ik heb bezocht, een werkelijk idylische plek ergens midden in de jungle. Het bezoek dat ik heb gemaakt krijgt morgen een vervolg in de vorm van een lunch met een Nederlands kind van een jaar of tien. Tenminste, dat heb ik gevraagd, maar ik heb nog geen reactie, maar ik vertrouw er op dat het goedkomt.
Nog 4 minDat ga ik dus niet meer redden. Vanaf dit moment ben ik officieel te laat.
Ik ga u kappen. Sorry voor dit chaotische verhaaltje. Ik kan veel en veel beter. Echt waar!
Kom later op de dag nog eens terug, ik zal vanavond schrijven. Beloofd!

7 november 2011

diep onder de indruk



Schreef ik gisteren nog dat ik voorbij de eerste ontdekking dacht te zijn, moet ik daar vandaag alweer op terug komen. Zoals verteld zou ik een schilder bezoeken en omdat mijn hospita en haar man hem persoonlijk kennen, mocht ik ook op bezoek komen in zijn huis. Zo kon ik zien hoe de Balinezen leven, iets waar ik enorm in geinteresseerd ben.
Mijn hemel, wat een belevenis was dat.
Eerst moest ik een hoge trap op, met treden zo hoog dat je bij wijze van spreken de spagaat moest kunnen om er op te komen. Eenmaal door de poort zag ik twee gerimpelde tandeloze oude vrouwen zitten, één bij een grote stapel rijst en de ander gewoon op een steen.
We liepen door het huis, wat eigenlijk geen huis is, maar gewoon buiten. Ze hebben hier enkel een dak en hooguit een paar muren, maar dat is het dan ook wel. Kippen renden rond, met een paar paniekerige kuikens achter zich aan.  Hoe verder we doorliepen naar achteren, hoe groter de stank werd. Ik zag stukken plastic met daarop een berg rijst die nog moest drogen, kindertjes die ons zo onopvallend mogelijk in de gaten hielden, een paar vervallen, lelijke oude schuren.
Voor één zo'n oude schuur werd ik voorgesteld aan de vrouw van de schilder. Piet vroeg haar of ik de keuken mocht zien. Ze begon te lachen, haar hand voor haar mond, en wees toen naar de deur achter me. Ze deed hem voor me open, en toen ben ik me rot geschrokken. Geen licht, geen fornuis, geen aanrecht, geen water, geen laatjes, geen kastjes, geen raam, geen schoon servies, geen voorraadpotten, geen afzuigkap, geen schoorsteen, geen kéuken, maar een hok dat eruitzag en rook zoals onze schuur eruit zag na de brand: zwartgeblakerd. Een houtvuurtje rookte onder een zwartgeblakerde pan, er stond een zak rijst in de hoek, er hing één pan aan de muur, en wat er verder stond of lag weet ik niet meer. Echt niet. Ik was zo geschrokken. Ik had een camera in mijn hand, was van plan foto's te maken, maar voelde me daar opeens erg bezwaard over, drukte er in een soort van roes toch snel even één af en maakte dat ik wegkwam uit dat donkere hok.
De vrouw van de schilder keek me verwachtingsvol aan.
'Beautiful,' loog ik. We schudden weer handen, knikten, bogen, lachten. Ik moest opeens op de foto met oma en haar, volkomen belachelijk om met vreemden op de foto te gaan, maar goed, ik heb het allemaal maar over me heen laten komen.
Nog half in shock mochten we een andere kamer in, één die net opgeknapt was, echt heel prachtig, met mooie tegels op de vloer, een vloerkleedje en een bank om op te zitten. De schilder, Cede, haalde zijn werk tevoorschijn, spreidde het uit op de grond en gebood ons er omheen te gaan zitten.
Affijn, we kregen veel van zijn werk te zien, hij probeerde te vertellen hoe hij het maakte, maar omdat hij niet goed Engels sprak, was dat nog best moeilijk. Toen kregen we thee, maar nu ik wist waar het vandaan kwam, moest ik wel even slikken. We kregen koekjes, en later ook nog een inderhaast gebakken kroepoekjes met pinda's.
Ik kocht 2 tekeningen van 'm, natuurlijk deed ik dat, ik kon niet anders, durfde zelfs niet eens over de prijs te onderhandelen, wat achteraf bezien misschien stom is geweest, want ik kreeg er gratis nog één bij. Daarna mocht ik nog de varkens zien, aha, vandaar die stank, de koe, de tuin, de modderbende, het plateau met de tv en toen was het klaar. Er werden nog even wat foto's gemaakt, handen geschud, geknikt, gedankjeweld, de shop werd nog even bekeken, en toen ik tot ieders grote hilariteit uitgebreid én zeer enthousiast stil stond bij een tekening waarop twee aangeklede joekels van penissen stonden, mocht ik absoluut nog een keer terugkomen als ik weer in Bali was.
Daarna konden we de auto in.
Ik was diep, diep onder de indruk.
De tropische regenbui die daarna kwam, was goed en nodig.
Het water spoelde net op tijd de scherpe randjes van me af.
Jemig, wat een indrukken.
En mensen, wat hebben we het goed in Nederland.
Zoalng we ons nog rommellaatjes kunnen veroorloven, komt het echt wel goed met ons.

6 november 2011

voorbij de eerste grote emoties

rijpe cacao
opengemaakte cacao
‘Is het anders nu je er voor de tweede keer bent?’ vroeg de Kale me via skype.
‘Ja,’ zei ik.
‘Ik zag pas een reportage van iemand die een jaar de wereld heeft rondgereisd en die zei dat je maar één keer iets voor de eerste keer kunt ontdekken.’
‘Klopt’ zei ik. ‘Het is minder groots, minder verrassend. Wat er gebeurt is dat je dingen herkent, en herkenning is een rustiger gevoel. Ik ben voorbij die grote, nieuwe eerste emoties, voorbij de angst van het onbekende, voorbij de eerste blik. Ik ben minder overdonderd, kan plannen maken, heb het gevoel wat meer richting te kunnen geven. Dus ja, het is anders. Makkelijker ook, met het gevaar dat ik wat nonchalanter ben. Qua eten bijvoorbeeld.  Zocht ik tijdens mijn eerste bezoek nog gewone restaurantjes, nu schuif ik rustig ergens een warung in en bestel ik nasi goreng of mie nog wat. Zalig trouwens hoe ze hier koken, echt verrukkelijk. Voor mij voorlopig geen bloemkool meer, hoor. Water drink ik natuurlijk nog steeds uit een fles, dat blijft oppassen geblazen, maar durfde ik de vorige keer geen rare dingen te proeven, nu doe ik het maar gewoon en zie ik wel wat er van komt.’
‘Hmmm,’ bromde Kale.
‘Gisteren bijvoorbeeld heb ik met Ketut een tochtje gemaakt door een jungle, en daar waren cacaobomen. Als die dingen rijp zijn, zijn ze geel, en je wil niet weten hoe smerig die dingen er van binnen uit zien. Ik moest het proeven van Ketut, maar gruwelde bij het idee van die glibberige witte gevallen in mijn mond, maar goed, ik heb het maar gewoon gedaan. Zat niet veel smaak aan trouwens.’
‘Je gaat vooruit,’ zei de Kale.
‘Ja,’ zei ik. ‘En ik heb nóg iets gedaan wat ik eng vind. Ik was bij Tirta Empul, een tempel met bronnen met heilig water, en wilde wel zo’n traditioneel bad nemen. Het enge was alleen dat er karpers zwommen in die poel. Best wel grote, van die oranje en witte gevallen.’
‘Die je zo eng vindt,’ grinnikte de Kale.
‘Ja,’ zei ik.
‘En?’
‘Tja. Ik ben er toch maar gewoon in gegaan. ’t Was even wennen, glibberige bodem ook, nogal mossige steentjes, maar niks meer van die beesten meer gemerkt. Gewoon verstand op nul gezet, en Ketut nagedaan. Ik moest een beetje met mijn handen door dat water zwaaien en water over mijn hoofd splashen en daarna met mijn kop onder zo’n straal gaan staan. Het was nog best moeilijk om goed te blijven staan. En daarna kon ik door naar de volgende. Volgens mij waren er een stuk of tien of zo. En daarna moest ik nog weer in een bad ernaast en de laatste bron gebruiken, die van de Tirta Empul zelf. Daar moest ik mijn hoofd wat langer onder zien te houden en er ook een slok van nemen, maar dat heb ik overgeslagen omdat ik in het vorige bad al een beste slok binnen had gekregen. En toen moest ik wat spul uit een offerbakje nemen en het achter mijn oren stoppen, maar dat werkt niet bij mij, want dat valt er onmiddellijk weer van af. Maar goed. Het was wel verfrissend allemaal,  en nu schijn ik op van teen tot tiet gereinigd te zijn.’
‘Lekker,’ zei de Kale.
‘Ja,’ beaamde ik.
‘Je gaat vooruit. Rare dingen eten, in een bak met vissen springen. Er zitten ook kleine slangen in trouwens, langs de rand. Wist je dat? Surf maar eens naar http://indonesie.reisvormen.nl/tirta-empul-tempel-bali-indonesie.htm,’ zei hij met een vette grijns op zijn bakkes.
‘Ieuw,’ gruwelde ik.
‘Nog meer leuke dingen gedaan?’
‘Ja. Kokosnoot gegeten en leeg gedronken. En uitgelepeld. Ziet er ook wit en glibberig uit. Smaakte eigenlijk ook naar niks.’
‘En verder alles goed?’
‘Ja, verder alles goed. Weer over een prachtig rijstveld gelopen, kaarten gekocht van schattige kleine bruine bedelende kindjes die me daarna allemaal besprongen. Op een gegeven moment zag en voelde ik alleen nog maar tientallen handen om me heen en allemaal vroegen ze me om geld. Ik heb gegeven wat ik in mijn handen had, moest nog een paar mensen zwaar teleurstellen, want nee, ik wilde geen sarong, houtsnijwerk, schilderij, waaier, armband of ketting. Ik was blij dat ik in de auto zat. Gas geven en wegwezen, zei ik tegen Ketut.’
‘En wat ga je morgen doen?’
‘Dan nemen Piet en Wayan, die meneer van beneden en hun pleegzoon, me mee naar en Balinese kunstenaar. Die kennen ze goed, vandaar. Hij schijnt mooi te kunnen tekenen en schilderen. En daarna gaan we naar het huis van Wayan en mag ik een kijkje nemen in een echt Balinees huis waar ze op de traditionele manier leven. Omdat ik op zoek ben naar oorspronkelijkheid. En o ja, ik ga ook nog mandjes leren vlechten bij Ibu, en naar een plaatselijke markt, waar de Balinezen naar toe gaan, samen met Kadek, het meisje dat hier schoonmaakt. Ze doet trouwens ook mijn appartement. Gisteren heeft ze zelfs mijn kleren allemaal opgevouwen en een beetje orde in mijn chaos aangebracht. Echt suf, dat hoeft helemaal niet. Nu voel ik me verplicht alles weer netjes neer te leggen en zo.’
‘Doe mij er ook maar zo één,’ grapte de Kale.
‘Dus. Druk zat. En ik heb ook nog iemand ontmoet die me wil hypnotiseren. Dat ik in een diepe trance kom en dan kan communiceren met mijn onderbewuste.’
‘Ga je dat doen?’
‘Toen ik veel te veel wijn op had vond ik het nog wel een leuk idee, maar nu ik weer nuchter ben denk ik daar toch wat genuanceerder over.’
‘Gelukkig maar,’ zei de Kale.
‘Ik zie wel. Wat komt, dat komt, en dat is okee.’
Dus.
Tja.
Nou, zo een beetje.
Dat jullie ook weer een beetje weten wat ik hier allemaal uitspook. En toen, nou ja, toen stopten we met skypen en dacht ik nog wat na en ging ik nog even naar buiten om op zoek te gaan naar de maan om er kusjes voor thuis op te leggen. Want ik zie de maan hier eerder dan jullie. De dag die jullie nu leven heb ik voor een groot deel al gehad. Dus eigenlijk lopen jullie allemaal achter en is dit blog verleden tijd. Maar hij is wél geschreven!

5 november 2011

's morgens vroeg

Ik kan ’t schrijven niet laten. Het moet gewoon, of ik nou wil of niet. Het is half 7 in de ochtend, de zon is al een half uur op, vogels kwetteren, duiven koeren, iets knispert, maar ik heb echt geen idee wat het is. Ik had liever nog even geslapen, en misschien ga ik dat ook nog wel doen, maar nu lukt het even niet. De wereld is te spannend, ik móet naar buiten kijken, over het rijstveld heen, naar de tandeloze boer die met een witte doek loopt te zwaaien, ik móet de lucht die zwanger is van wierook en zoete bloemen diep inhaleren. Met m’n kin leunend op mijn handen hang ik over de muur, er waait een zachte wind door mijn haar. Eigenlijk is het te vroeg om zo diep gelukkig te zijn, maar ik ben het toch alweer.
Ik weet niet wat het is met Bali. Er gebeuren hier voortdurend dingen die me diep van binnen raken. De geur die hier hangt is er bijvoorbeeld één van. Nog geen vier uur geleden - yep, midden in de nacht (3 uur), feestje gehad - zat ik in de auto van een vriendelijke meneer die me van Sanur naar Ubud bracht. De ramen stonden open, ik zat voorin,  leunde met mijn hoofd op mijn arm en snoof als een debiel de nachtelijke lucht op, zo diep als ik kon. Weer rook ik die typische geur, die bloemen, vermengd met brandend vuur, rook, kruiden, nasi en nog veel meer, ach jee, ik wou dat ik zo’n goede schrijfster was dat ik alles wat ik rook in woorden kon vangen.
Geuren zijn bij mij een directe weg naar m'n ziel, of ik nou wil of niet. Ik had de tranen in mijn ogen staan, maar dat kan natuurlijk ook gekomen zijn van de wind die ik ving daar voorin...
En nu gebeurt het weer. De verse ochtend en het daarbij behorende geluid brengen me in vervoering. Maar gelukkig is er altijd nog de klok die me naar het heden terugroept. Half zéven is het verdorie. Hop, terug naar bed en nog efkes sloap'n met die hap!

4 november 2011

Bali, ik ben er weer.

Zo. Ze is er weer. In een fantastisch appartement met uitzicht op een rijstveld, een eigen douche (alleen koud water, da's nog even wennen) en toilet en een bureau waar je U met een hoofdletter tegen zegt. Ik heb internet, de computer staat gewoon op het bureau en het is allemaal heel makkelijk om wat te internetten en te skypen en zo. Ik heb aanvankelijk voor 5 nachten geboekt, maar zoals het vandaag voelt denk ik dat ik hier al m'n tijd ga doorbrengen. Ik kan van hieruit makkelijk dingen ondernemen en overal naar toe. Voor de nieuwgsierigen onder jullie, neem maar even een kijkje op de site van villa harmony: http://villaharmony.webklik.nl/page/home-pagina
Het is echt zo mooi als het er uit ziet!
Goed.
De reis.
Die liep even een beetje mis, want ik had meteen al een vertraging van 3 1/2 uur te pakken vanwege een technische storing aan het vliegtuig, waardoor ik mijn aansluiting in Kuala Lumpur zou missen. Ik heb het allemaal maar losgelaten en ging er vanuit dat er wel wat geregeld zou worden. Wel, dat was ook zo, want eenmaal in KL moest ik naar een transferbalie en kreeg ik een ticket naar Denpasar. Ik hoefde daar maar anderhalf uur te wachten, en zo landde ik om een uur of half vier (plaatselijke tijd) eindelijk in Denpasar.
Na een visum gekocht te hebben, zocht en vond ik mijn bagage, en eenmaal buiten ging ik op zoek naar Ketut, die me op zou komen halen. Ik vond hem niet meteen -mijn hemel, al die Balinezen lijken zo vreselijk op elkaar - maar gelukkig vond hij mij wel en twee minuten en een paar achterlijk gelande welkomstzoenen later, kochten we een blikje bintang (biertje) en proostten we op het weerzien.
Ik was blij jongens, zo blij om eindelijk weer hier te zijn. Och nou ja, eindelijk, het was nog maar een half jaar geleden, maar voor mij voelde het alweer als lang geleden. De geur, de warmte, de drukte, ik genoot, echt, ik genoot me te pletter.
Na een paar kadootjes (de halve rugzak zo'n beetje) afgeleverd te hebben bij vrienden in Sanur, reed Ketut me naar mijn appartement en dat voelde, vreemd genoeg, als thuiskomen. Ik werd ontvangen door bijzonder vriendelijke mensen (Willemien en Piet), kreeg wat te drinken en toen werd ik naar het appartement gebracht. Prachtig, prachtig, prachtig. Ik kon mijn verbazing en geluk niet op.
Ik nam een koude douche, en ging uitgeput op bed liggen. (had niet geslapen in het vliegtuig, kan met geen mogelijkheid zittend slapen.)
Ik zag een beest, iets groots met vleugels, probeerde 'm te vangen in een kopje om 'm naar buiten te brengen, maar hij viel op mijn bed en ik kon hem niet meer vinden. What the heck, dacht ik, ik noem 'm wel Fred en ik ga nu gewoon naar bed.
Ik sloot de rode klamboe, deed een lichtje aan en waande me in sprookjesland. Het duurde niet lang voor Fred en ik sliepen. Midden in de nacht werd ik wakker van een enorme regenbui. Mijn wereld rook naar natte aarde en naar grond. Ik heb een tijd naar buiten gekeken en alles diep op me in laten werken.
Bali, ik ben er weer!

2 november 2011

Pffft. Heb ernstige vertraging op Schiphol vanwege technische problemen. Mijn vlucht gaat pas om 15.30 (misschien) in plaats van om 12 uur. Dat betekent dat ik mijn aansluiting mis in Kuala Lumpur, en dat betekent dat m'n vlucht ongeboekt gaat worden. Dit gaat nog een hele langdurige reis worden...

1 november 2011

Bijna...

Ik ga weer op reis, en ja, alwéér naar Bali.
Van 2 t/m 13 november 2011 ga ik me daar vermaken met wat alles wat me toevalt, met als doel het kunnen schrijven van deel 2 en 3 van de dolfijnenserie. Het wordt werken daar, en het zal zeer zeker anders zijn dan de vorige keer. Anders, omdat ik voorbij de grote emoties hoop te zijn, en daarachter inspiratie denk te kunnen vinden.
M'n koffer wil ik goed gevuld weer mee terug nemen, rijkelijk beladen met kadootjes, verhalen, ervaringen, gedachten en ideeen.
Ik heb zin. Ik heb er zin in, mensen.
Jee, wat heb ik zin!

10 april 2011

WEG

Ik moet hier weg. Weg van dit blog, terug naar normaal. Het voelt als scheuren, dwars doormidden, alsof ik van één geheel twee helften word. Daar zit ik dan, en ik vraag me af wie ik eigenlijk ben, wat ik hier doe en daar dan deed, en welke helft van mij wáár is, en waarom en hoe lang dat nog duurt en, en, en, en...
Ik ben een ongelooflijke tante tuttebel in afscheid nemen. Ik doe het heus, dat kan niet anders, en ik probeer altijd weer stoer te kijken, maar het huilen in mijn hart, wat in stilte gebeurt en waar geen zakdoeken voor zijn, dat duurt en duurt soms zo eindeloos lang. Eigenlijk ben ik gewoon een sentimentele doos. Ik kan me er voor verontschuldigen, maar ach, wat heeft dat voor zin. Ik ben zoals ik ben en als ik op een doos lijk, dan lijk ik maar op een doos.
Enfin.
Dit is dus een reisblog, maar ik ben niet meer op reis.
Ik ben thuis, in Harderwijk, met dezelfde voeten die ik had als in Bali, dezelfde mond, dezelfde haren, dezelfde ogen, alles hetzelfde. En toch is alles anders, ben ík anders, is de wereld anders.
Ik schreef het thuis al aan de Kale Man, op een kaartje dat ik voor hem achterliet op bed: 'als ik thuis ben ben ik een andere vrouw.'
En god, wat is dat waar. Alles is anders. Wat het nut is en waarom, en waar het allemaal op uit draait, weet ik niet. De wereld is zo groot en ik ben zo klein, maar groot en vrouws genoeg om op die grote, ronde wereld rond te lopen. Te leven, beleven, te genieten en te huilen, groter te groeien en te leren. Ook hier, in Nederland.
In Harderwijk.
In huis.
Op mijn stoel.
Aan tafel.
Voor mijn computer.
In mijn hoofd.
In mijn hart.
Overal.
Dag lieve mensen die mee hebben gelezen. Bedankt voor al jullie reacties en voor het meeleven. Hoop jullie terug te zien op 'lamaarlekkereffewaaien.'
Kus!

9 april 2011

eerst lezen, dan pas praten

Een afstand van pak 'm beet 16000 kilometer is met een vliegtuig in slechts 16 uur te behappen. Mijn geest echter doet er heel wat langer over. Ik heb het gevoel nog steeds niet helemaal terug te zijn. Ik dwaal af zodra het kan, moet moeite doen hier te zijn, bij de was, boodschappen, mensen, dingen. Zodra het kan vlucht ik in herinneringen, ruik ik de geur weer, verlang ik naar de warmte, de bloemen, de sfeer, de droom. De overgang is zo groot, zo veel groter dan ik dacht en zoveel groter dan ik wilde.
   Als mensen me vragen hoe ik het heb gehad leg ik uit hoe het is geweest, maar woorden dekken de lading niet van wat het was. Had me gelezen, denk ik als ik zo'n vraag krijg. Had me dan gelezen, verdorie, dan weet je hoe ik het heb gehad. Daar staat wat Bali was voor mij, daar staan de dingen die ik meedraag in mijn hart, daar staan dingen in die ik niet in een half uurtje uit kan leggen. Elke keer als ik vertel hoe het was en wat ik gedaan heb, praat ik het een stukje dood. En dat kan ik niet gebruiken. Het moet levend blijven, want er moet nog een boek van komen.
   Ik heb vandaag alles uitgeprint wat ik heb geschreven op mijn reisblog. Ik neem het mee naar huis en als er dan bezoek voor me komt, zal ik het ze geven.
   'Lees me,' zeg ik dan, 'eerst lezen en dan pas praten. Ik heb het geschreven met mijn ziel en met passie en dat heb ik potjandorie niet voor niets gedaan!'

6 april 2011

heen is terug en andersom

Dreamland


Lovina

Sanur

Ubud
de weg naar de Git-Git waterval

Dreamland.
Een dun reepje strand met rotsen en een blauwe zee die woest z’n witte golven over het strand uitspuugt. Alsof ie voortdurend iets verkeerds heeft gegeten en alsmaar misselijk blijft, dag in, dag uit, maanden, jaren, eeuwenlang. Als het vloed is, kotst ie z’n golven ongegeneerd tegen de rotsen aan en als het eb is trekt hij zich terug. Liefst neemt ie je dan mee naar zijn domein, trekt hij aan je benen, doet hij zijn best je uit je evenwicht te halen. Als je niet met beide benen op de grond staat ben je de klos en ga je mee in de kolkende kracht van het water, schuur je met je lijf over het zand en word je op het strand gesmeten met zó veel zand in je bikini dat je er twee zandkastelen van zou kunnen maken.
   Dromen heb ik er niet gedaan. Wel heb ik, liggend op m’n sarong, naar het water gestaard en naar de golven geluisterd, een lievelingsbezigheid van me. Ik kan het goed en lang, want ik hou van de zee. Ik hou van dat oneindige, van het altijd maar doorgaan zonder dat de mens er invloed op uit kan uitoefenen. De zee doet wat ie wil en niemand, maar dan ook echt niemand, is zijn baas. We kunnen duinen maken, waterkeringen bouwen of mangrovebossen aanleggen, maar als de zee eenmaal besloten heeft zijn territorium te verleggen naar het land, dan doet ie dat, dan is er geen houden meer aan.
   De zee is als Bali. Ook Bali heeft me overspoeld. Er was geen houden meer aan. Ik ben volledig kopje onder gegaan in de diepte, er zijn momenten geweest dat ik naar adem heb gesnakt, dat het voelde alsof ik aan het verdrinken was, dat ik spartelde en pufte, niet wetende hoe het nu toch verder moest. Daar tegenover staan de momenten dat ik als vanzelf door het water gleed, zonder moeite, met energie voor nog wel dertig dagen meer.
   Hier, in Dreamland, is het alsof ik op de rand van de zee zit, mijn benen nog in het water, de rest er al uit. Ik moet er uit, en nee, ik heb geen zin. Ik zit zo zalig, van mij mag dit nog dagen duren. Toch heeft de zon me al voor de helft opgedroogd, het proces is al in gang gezet. Ik moet er uit, ik moet hier weg, ik heb een ticket en ik vlieg morgen om 20 uur weer terug naar Nederland. Ik zucht en zucht, maar de tijd tikt door.
   Na een middag die veel te snel gaat, stap ik achterop de scooter bij Pedro die me veilig door het waanzinnige en drukke verkeer loodst. We eten, kletsen, lachen, maken grapjes, en dan sta ik opeens weer voor de deur van mijn logeeradres.
  
‘Do I see you tonight?’ vraagt hij me.
   ‘Don’t know,’ zeg ik, ‘I’ve got to do some shopping. Need some presents, for home.
I’ll call you, okay?’
Pedro vindt het okee, de schat, en ik stap naar binnen. Ik spring in het zwembad en boen het zand van me af. Het zit werkelijk overal. Daarna plof ik op de bank en luister ik naar de prachtige pianomuziek die uit de studeerkamer komt. Hier, in dit huis, wordt gewerkt aan de toekomst, worden dromen waar gemaakt, wordt er geboren en geleefd. Ik ben zo ongelooflijk dankbaar dat ik vanuit hier mijn reis door Bali mag afsluiten, hier, bij deze lieve mensen, en niet vanuit een stom hotel en een jachtig gevoel, o, men, wat ben ik toch een bofkont, en wat besef ik dat maar al te goed.
   Van drinken met Pedro komt niets meer deze avond. Ik mag oppassen op een lief klein schattig babytje, er wordt gekookt, we eten, ik heb contact met thuis, we zwemmen en gaan nog even de jacuzzi in met een fijn glas wijn er bij. Voor ik het weet, is het half twee en is er nog maar een klein stukje nacht over.
  
Om half acht gaat de wekker. Ik wil er vroeg uit, heb nog zoveel te doen vandaag.  Niet alleen die boodschappen, maar iets groters, iets diepers. Ik moet zorgen dat ik op ga staan van de rand van de zee, dat ik me laat drogen aan de zon, dat ik de cirkel sluit zodat ik aan het eind van de dag als een geheel dat vliegtuig in kan. Het gaat me lukken, dat weet ik zeker, maar makkelijk is anders.
   'Doe het net als ik,' hoor ik opeens.
Ik kijk en zie de zee in mij.
   'Maar hóe dan,' vraag ik vertwijfeld.
   'Als ik ergens weg ga, kom ik aan de andere kant weer terug. Het is hetzelfde,lieve Margriet. Ergens van weggaan is hetzelfde als ergens anders aankomen. Afscheid nemen is hallo zeggen.'
   'Maar ik kan dat niet. Ik wil het niet. Nog niet.'
   'Maak er dan geen punt van, maar een komma.'
En met die wijze woorden trekt hij zich net zo snel terug als dat hij kwam.
Hij trekt niet aan me, sleurt me niet mee, maar laat me de vaste bodem onder mijn voeten voelen. Ik wankel niet, ik struikel niet, ik donder niet om, ga niet kopje onder.
   Ik sta.
   Ik sta midden in de cirkel van het leven, de cirkel die gevuld is met Bali, Ketut, David en Pedro, met de geuren, de hotels, alles en alles en alles.
Ja.
Ik ga terug.
En hóe!! 



5 april 2011

CIRKEL

Ik loop op het strand. Een ander strand op een weer ander plekje van dit betoverende land. Het is gewoon zand, zoals ik het ken van Nederland. Maar dat is dan ook het enige wat er bekend aan is, want de rest is anders. Aan de overkant zie ik bergen met een steile, bleek gekleurde rotsrand. Ze doemen groot en donker op. Er hangen wat wolken boven, maar de punt komt er doorheen, alsof er een grote witte wollen kraag om hun keel heen hangt.  
   Ook op dit strand zijn er weer mensen die me meekletsen naar hun winketje met sarongs, jurken en t-shirts. Het lijkt allemaal wat minder troosteloos dan in Lovina. Ik koop een jurkje, was toch al van plan er één te kopen, nog een paar sjaaltjes, veel te duur weer geloof ik, maar het kan me niet zoveel schelen. Het jurkje hou ik aan, en het kan me ook niet schelen dat je m’n ondergoed er doorheen ziet. Niets kan me meer schelen, alles komt zoals het komt en alles gaat zoals het gaat.
    Ik loop langs de achterkant van een sjiek hotel waar toeristen in allerlei soorten en maten op stretchers liggen te bakken. Sommigen zijn al erg bruin. Het is mij nog niet gelukt bruin te worden, maar zelfs dat kan me niet schelen. Dan maar niet bruin, dan maar gewoon weer met mijn melkflessenbenen terug straks.
Terug.
Het echoot door mijn hoofd. Te-rug, woensdag moet ik terug. Het is nog maar2 weken geleden dat ik dacht: heen, ik moet erheen, ik moet weg van mijn lieve dierbaren en mijn eigen fijne Harderwijk, ik kan dat niet, ik durf het niet, ik red het nooit daar in dat verre land. Twee weken geleden. En moet je me nu horen. Ik heb het over te-rug en ik wil eigenlijk helemaal nog niet. Natuurlijk wil ik mijn lieverds weer zien, allemaal, maar terug naar Nederland betekent ook dat ik niet meer zelf kan verzinnen wat ik ga doen, dan zijn er weer plichten en is er een agenda die bepaalt waar het tijd voor is. Koken, boodschappen doen, de was, ik sta er nog zo ver vandaan. Zestien en een half uur vliegen, ik weet niet hoeveel duizend kilometer weg. Letterlijk, maar ook figuurlijk. Zo ver weg van iedereen ben ik nog nooit geweest. Het is alsof ik me in een droomland begeef, ver weg van alles wat normaal is en van wat ik ken.
   Ik kijk naar het zand en zie schelpen. Verrukt buk ik en raap ik ze op. Ze zijn zo mooi, zo klein, zo glad. Ik leg ze op mijn slipper en kan niet stoppen met oprapen. Deze wil ik hebben, deze ook, o, en die dan, ik wil ze hebben, allemaal. Ik ga ze wassen en meenemen, die kunnen er ook nog wel bij.
Opeens komt er een jongen naar me toe die me een prachtig witte schelp in mijn handen drukt. Hij vertelt me dat ik morgenochtend betere kan vinden, als ik dat wil, rond 8 uur, als het vloed is. Ik wacht op de tekst of ik wat wil kopen of een een driver nodig heb of watdan ook, maar dat komt niet. In plaats daarvan begint hij een verhaal te vertellen, in perfect Engels. Hij kijkt open en straalt, hij zegt dat hij met maar één ding bezig is, en dat is met het waarmaken van zijn droom. Hij vertelt dat hij er voor moest weglopen van zijn huis, van zijn familie, dat hij risico’s heeft genomen, maar dat hij daar geen moment spijt van heeft gehad. Dat hij voelde dat hij zijn hart achterna moest gaan, dat hij zich vrij wilde voelen en dat hij langzaam maar zeker zijn doel aan het bereiken is. Dat hij zich ontworstelt heeft van tradities en gewoonten, verwachtingen en wensen van anderen, dat hij voor zichzelf is gegaan, dat hij gelukkig is en dat hij zich sterk voelt. Hij klinkt zo vreselijk spiritueel en sterk, deze jongen, hij zegt echt heel bijzondere dingen. Het is een jongen van slechts 30, maar ik weet zeker dat er een wijze oude geest in hem schuilt.
   Ik weet niet meer hoe ik kijken moet. Mijn mond hangt ver open van verbazing. Hoe is het mogelijk, denk ik, hoe is het in vredesnaam mogelijk dat deze jongen me dit vertelt. Juist dit, juist wat ik David, van Lovina, de zanger met z’n stem van glas, duidelijk heb geprobeerd te maken. Bijna letterlijk herhaalt deze jongen m’n woorden, zomaar. Het lijkt alsof ik in een film zit die geschreven is door een verdraaid goede scenarist. Iemand met verstand van zaken, iemand die geen genoegen neemt met rafelrandjes, maar langzamerhand naar een cirkel toewerkt. Een cirkel, geen begin, geen eind, een ruimte erin en een ruimte er buiten, het begin raakt het eind en andersom.
   ‘Waarom vertel je me dit eigenlijk?’ vraag ik.
De jongen valt stil, krabt op zijn hoofd.
  
‘I don’t know,’ zegt hij verbaasd. ‘I’ve never done this before. I do not know your name. My name is Pedro. What’s yours?’
   ‘Margriet.’
   ‘Do you have time, Margriet?’
   ‘Yes, I've got time. time is everywhere.’
   ‘Than we can sit down and chill.’
  
‘Why not,’ zeg ik en plof op het strand. Het is vochtig, maar het scheelt me niets.
   ‘Do you wanna hear the rest of my story?’
   ‘Yes, please,’ zeg ik.
Hij vertelt en vertelt, met overgave, met zoveel levenslust en humor dat ik aan zijn lippen hang.
  
‘So, that was my story,’ zegt hij, ‘I’m writing my own story.  And yours, what’s your story?’
   ‘I’m a writer,’ zeg ik.
Hij valt helemaal stil.
   ‘Really?’ vraagt hij. ‘You’re not joking?’
Ik verzeker hem dat ik geen grapje maak en dan vertel ik hem dat ie als geroepen komt, dat ik zo gedesillusioneerd was geraakt door alles wat ik heb gezien, maar dat hij voor mij het voorbeeld is van hoe het óók kan, dat de wereld nog niet verloren is en dat er heus mensen zijn die met lef en vertrouwen ongeplaveide wegen durven te bewandelen, ook al lijkt de situatie nog zo uitzichtloos. Als ik klaar ben met vertellen zijn we er beiden stil van. Een diepe zucht. We staan op, beginnen te lopen.
Ik vraag hem hoe ik terug moet, want ik weet de weg niet, heb me gewoon af laten zitten met een scooterdriver die ik, hoe kan het ook anders, ergens op straat heb opgepikt. Hij zegt dat ie wel een stukje met me meeloopt .
  
‘What are you doing tomorrow?’ vraagt hij.
   ‘I don’t have a plan, I just go with the flow,’ zeg ik.
   ‘I want to bring you to Dreamland,’ zegt hij.
En weer valt mijn mond open, ik moet mezelf echt even in m’n armen knijpen om te checken of het allemaal wel waar is.
En.
Dus.
So.
Well.|
Ja, het is waar.
Morgen word ik om 10 uur opgehaald, met een scooter, door iemand die me naar een adembenemend stukje land brengt waar ook Eat, Pray and Love is opgenomen. Een plek met wilde woeste golven en kliffen.
Dreamland, ik wist niet eens dat ze dat hier hadden.
En ik dacht nog wel dat ik klaar was hier, dat alles nu zo’n beetje rond was. Man, wie is de scenarist van dit geheel? Ik wil ‘m onmiddellijk spreken, ik vind het te gek wat hier gebeurt. Wat een contrasten, wat een synchroniteit, wat is het hier een zalige cirkel vol verrassingen…

PS: ‘Morgen’ is voor jullie vandaag. Ik schrijf dit om 1 uur ’s nachts, dus voor mij ligt Dreamland slechts een kort nachtje verwijderd. J

4 april 2011

180 GRADEN

  ‘Ik ben benieuwd wat je hierover op je blog schrijft,’ grijnsde hij met een handdoek om zijn middel.
   ‘Ik ook,’ zei ik, en trok het jurkje aan dat ik zo lang even mocht lenen.
   ‘Zal wel een heel ander stukje worden dan gisteren.’
   ‘Heb je dat gelezen?’ vroeg ik verwonderd.
   ‘Zeker. Ik dacht, dat moet eens even helemaal veranderen. En morgen kom je naar ons en je logeert hier tot je weggaat. Niet zeiken en verlegen doen, gewoon dóen, muts.’
In de taxi, op de terugweg, naar m’n hotel, liet ik de dag nog eens de revue passeren. Het was begonnen met een kraambezoek bij vrienden. Nederlandse vrienden met een prachtig kindje en een nóg mooier bevallingsverhaal, zo mooi verteld dat er tranen van kwamen bij mij. Daarna was het gewoon zalig gezellig en skypte ik met mijn aller-aller-allerliefste oude vriend die zomaar begon te huilen toen ie me bij zijn zoon achter de computer zag.
   ‘Nu komt het weer goed met je, hè,’ snufte hij, ‘en luister eens, je blijft daar, hoor, je blijft daar logeren. Jij gaat niet meer terug naar dat stinkhotel.’
Ik zei dat me dat inderdaad al was aangeboden, maar dat ik nog niet wist of ik er gebruik van ging maken.
   ‘Als jij daar niet blijft, ga ik er ook nooit naar toe,’ waarschuwde hij mij. Ik zei hem dat dat chantage was, en we lachten en kletsten en gaven elkaar kushandjes en toen zwaaiden we elkaar gedag. Rond een uur of vijf wilde ik wel weer weggaan, maar daar was geen sprake van want ik moest mee naar de buurman die een barbecue gaf.
  
Ik stelde me daar keurig aan iedereen voor en vanaf toen werd het leven honderdtachtig graden anders. Zo zit je nog te midden van de armoe en plukken ze je haast de kleren van het lijf, en zo zit je te midden van mensen die verschrikkelijk veel van alles hebben en met hun leven kunnen doen wat ze willen. Die een zwembad in het midden van hun huis bouwen, personeel hebben en prachtige kunst aan de muur kunnen hangen. Ik dacht aan m’n stukje van gisteren, waarin ik schreef dat het leven me  zou geven wat ik nodig had. Ik vond het zo mooi opeens, want ik besefte dat de spiegel gedraaid werd, dat ik alle uitersten te zien zou krijgen in deze twee weken. En ik dacht nog wel dat ik klaar was met ervaren!
   ‘Wat ben je stil,’ zei de buurman bezorgd, ‘gaat het wel goed met je?’
   ‘Ja,’ zei ik, ‘het gaat heel goed met me. Ik moet alleen even omschakelen, dat is alles.’
En toen was er zalig eten wat ik zomaar durfde te pakken. Ik moest me echt beheersen en niet te veel van alles nemen, want ik had de laatste 2 dagen nauwelijks iets gehad, dus de buik was nogal van streek. Er was wijn, er was een band met twee gitaristen en een zangeres, er was dat zwembad in het midden van de kamer waar de regen in viel, en ik ook, uiteindelijk. Zeikie-deikie nat en een heel klein beetje drinkie-drankie-dronken zat ik opeens in een hele warme jacuzzi en wisselde dat af met sprongen in een verkwikkend zwembad.
Nog wat later kwam er een taxi die me voor het laatst naar m’n stinkie-stankie-stonkie-hotel bracht.
En nu, na een nachtje slapen zit ik in de lobby dit stukje te schrijven. Nog even internet bestellen 
zometeen om dit bericht te kunnen plaatsen en dan ga ik mijn rugzak pakken.
Ik verhuis naar de andere kant van het leven.
Proost!

3 april 2011

GEBARSTEN

En dan weet ik het niet meer.  Ik heb het verhaal, ik ben er vol van, maar kan de draai niet vinden om er meteen mee aan de slag te gaan. De dag staat in het teken van het naderende afscheid, er wordt alweer een klein feestje georganiseerd voor me, omdat ik wegga. Als dat de gewoonte is, kunnen ze elke dag wel een feest geven, want er is altijd wel iemand die weggaat en er zullen altijd nieuwe mensen komen, zoals de golven altijd maar weer komen en gaan. Een never ending story. Het voelt zo raar, alles, ik, ik kan niet goed eten, heb buikpijn, voel me alsof er barsten in me zitten. De eerste euforie is weg, het leven hier begint me toe te slaan.
   Ik ben zo’n beetje de hele dag met de mensen van het strand, laat me overhalen van iedereen iets te kopen, veel te duur, maar dan ben ik er tenminste van af. Ik vraag David of hij me naar een pinautomaat kan brengen, met de scooter. Als we terugkomen zijn dezelfde mensen er nog steeds. Niets gebeurd, niets verkocht, niets gedaan. Gehangen op de bank, een kind slaapt, haar moeder aait haar over haar haar. Ze zeggen dat ze aan het werk zijn, maar wat ze eigenlijk doen is wachten. Wachten in een hutje, op mensen die voor een habbekrats iets van hen willen kopen. Ze vallen in slaap op een houten bank, tegen elkaar aan, eten rijst met hun vingers en zien lijdzaam toe dat de zaken zo slecht gaan. Geen toeristen, geen geld, zo simpel is het. Ik krijg bananen, de vrouwen maken grapjes, over de bananen natuurlijk, want wij vrouwen zijn  overal hetzelfde. De omgeving verschilt, de gebruiken, de leefomstandigheden, maar humor en muziek lijken wel universeel.
   En dan gebeurt het. Ze willen ineens ook nog iets van míj hebben. M’n kleren, een t-shirt, iets anders. Ik heb al zoveel gegeven, ik heb van iedereen gekocht, en toch is het niet genoeg. Ik breek, ik word duizend stukjes, ik ben ineens zo moe, alle schittering valt weg. Ik weet ineens dat ik hier niet die speciale Margriet ben die misschien zo lief en leuk en aardig is, maar dat ik business ben, een extra pak rijst, een pakje sigaretten, misschien een dagje vrij.
Ik sleep me die avond door de afscheidsparty heen, neem David apart en leg hem in alle ernst uit dat ie weg kan lopen uit z’n strandgevangenis, dat ie in zichzelf kan geloven als hij dat echt wil. Dat hij mogelijkheden heeft om anders te worden dan de mensen hier. Minder lijdzaam, maar daadkrachtiger, op wat voor gebied dan ook. Hij is anders dan de anderen, hij zeurt niet om geld, hij hangt niet aan je arm, hij is, hij is, hij heeft nog een toekomst. Tranen in zijn ogen, misschien van teveel wodka, misschien ook van angst.
   ‘Natuurlijk ben je bang,’ zeg ik, ‘dat is normaal. Iederéén is bang voor grote stappen. Maar als je stil blijft staan, gebeurt er niets.
Probeer het. Just try to make the difference.’
   ‘You say what I’ve got to do,’ huilt hij.
   ‘No,’ zeg ik, ‘I can’t. You’ve got to find your own answers. We’ve all got to do that.’
En dan ga ik slapen. Misschien dat de slaap me een beetje kan lijmen.
   De volgende dag pak ik mijn spullen in. Ik ontbijt, zwem een paar baantjes op en neer en dan zeg ik de mensen van het strand gedag. Het eerste wat ze vragen is of ik het t-shirt mee heb genomen voor ze. Nee, zeg ik, en geef ze de tube body-lotion die ik van m’n zus heb gekregen.
   'Do you want to go with the boat, ma'am?' vraagt de oude man me voor de achtentachtigste keer.
   'No. I'm leaving today. Came to say goodbye to you.'
David staat er ook. Ik vraag of hij mijn woorden nog weet.
   'What did you say to me?'
   'Don't you remember? From making the difference.'
   'Please say it again.'
   'No,' zeg ik, 'I don't want to repeat it. I thought it was important, but when you don't know it anymore, then it's your problem.' Ik sla m'n armen om hem heen, geef hem een kus en dan ga ik. Ik draai me niet meer om.
Ik ben zo moe dat ik het liefst in slaap val in de taxi die me naar Sanur gaat brengen, maar dat gaat niet want er zit een gids bij die Nederlands kan praten en me alles weer van voren af aan wil uitleggen. Ik zie in zijn ogen dat ie me geweldig vindt, ik krijg zijn nummer, want hij woont in Sanur en als er iets is of als ik vervoer nodig heb, mag ik hem wel bellen. Ik stop het kaartje in mijn portemonnee en bedenk dat dat het eerste is wat ik weg ga gooien zometeen. Hij zet me af bij het hotel, waar het druk en lawaaierig is, waar de muziek over het zwembad heen schalt, waar dikke witte mensen liggen te bakken in de bloedhete zon. Op mijn kamer springen de musquito’s me tegemoet en de wc trekt niet door. Gelaten laat ik me op bed vallen. Ik wil wel huilen, maar kan het niet. In plaats daarvan zucht ik en probeer ik kracht te halen uit de gedachte dat ik waarschijnlijk krijg wat ik nodig heb.

2 april 2011

(Ei)Land in zicht

‘Finished,’ zei Putu na twee uurtjes varen op een behoorlijk wilde zee. Ik zuchtte, want ik had nog maar drie, vier dolfijnen gezien. Hij zette de motor op hard en koerste onverrichterzake op het strand af. Eenmaal weer aan vaste wal nam ik een ontbijtje met roerei. Precies, roerei, van dat kastje met dat fornuis, ja. Tijdens het eten bedacht ik dat het een prima dag was om nu eindelijk eens aan het boek te gaan werken. Ik haalde mijn computertje van m’n kamer en installeerde me aan een tafel in het restaurant. Ik had de dag ervoor een verlengsnoer geregeld, zodat ik de hele tijd via stroom kon werken. Het computertje dat ik mee heb is een geweldig ding, daar niet van, maar op de accu kan ik amper anderhalf uur werken en dan is het gebeurd.
Goed.
Ik opende een nieuw document en keek naar het witte scherm. Ik keek en keek, maar kreeg geen letter op het scherm. Hoe in vredesnaam verwerk ik al m’n volwassen ervaringen in een kinderboek, dacht ik. Ik deed een potje spider solitaire en nog één en nog één en misschien daarna nog wel één of twee of drie, vier, acht, zestien. Brainstormen, Margrietje,je moet gewoon opnieuw gaan brainstormen, zei ik zachtjes tegen mezelf. Niet blijven hangen in wat je al hebt, maar opnieuw bedenken. Begin met diegene die het makkelijkst te grijpen is, die het dichtst onder de oppervlakte ligt. Gebruik wat je al hebt en ga van daaruit verder. Het mag. Je mag alles pakken wat je vindt, daarom ben je hier.
Dus.
Nou.
Poe.
Zucht.
Dat zou dus betekenen dat ik Ketut moest pakken, want die lag vlak onder mijn huid, of ik dat nou wilde of niet.. .Voorzichtig legde ik hem op de operatietafel, deed snel nog een paar potjes solitaire en bekeek ‘m argwanend maar toch wel nieuwsgierig vanuit m'n ooghoeken. In  gedachten deed ik een schietgebedje voor wat moed, want dat had ik heel hard nodig. Ik wist immers maar nooit wat ik tegen zou komen en al helemaal niet hoe ik daar op zou reageren.
    Als eerste veranderde ik zijn naam. Dat moest, dat was noodzakelijk, anders was hij onwerkbaar voor me. Hij protesteerde niet en liet zich gewillig verder fileren. Zijn haar, z’n ogen, de hele buitenkant nam ik onderhanden en toen moest ik langzaam naar binnen, in z’n gedachten zien te kruipen. Een schizofrene bezigheid, want kruipen in iemand anders, is net zoiets als kruipen in onontdekte delen van jezelf. Doodeng, want wat gaat er gebeuren als iets te dichtbij komt, wat als de rem weg is, wat als, wat als, wat als. Gelukkig was mijn patiënt minder in paniek dan ik. Hij liet gedienstig toe dat ik ‘m veranderde, wat ik bijzonder fideel van ‘m vond.
   Van de Ketut van Ubud veranderde hij beetje bij beetje in een jongen die woont op het geheime dolfijneneiland. Ik speurde naar zijn oorsprong, nam ‘m en passant zijn moeder af, gaf ‘m gedachten, gedragingen, verlangens en dromen, een paar moeilijke trekjes, een hart.
   ‘Geef me een beetje van David erbij,’ zei hij opeens. Ik schrok me dood, wist niet dat hij al kon praten.
   ‘Wat wil je van ‘m hebben, dan?' vroeg ik.
   ‘Z’n stem van glas.’
   ‘Is goed,’ zei ik, en daarna vroeg ik ‘m z’n mond te houden omdat ik nog steeds bezig was. Ik probeerde uit te vinden hoe hij praatte, wát hij zei en waarom, en waarom speciaal zó en gaf hem uiteindelijk eigenschappen mee waar hij de rest van zijn leven verder mee moest. Zodra hij klaar was, parkeerde ik hem in een hoekje en vroeg hem of hij me kon helpen.

   'Er moet een meisje bij je komen,' zei ik. 'Heb je voorkeur voor iets?'
   'Ze moet op jou lijken.'
   'No way. Dat gaat dus niet gebeuren.'
   'Dan werk ik niet meer mee,' zei hij, en hij vervaagde waar ik bij stond.

  'Goed dan,' riep ik in paniek.
Hij kwam meteen terug en toverde een grote lach op zijn mond.
  'Wat moet er van me in?' vroeg ik zuchtend.
   'Het vrolijke. En het stoere. En als je toevallig doortastend bent, mag dat er ook wel in.'
   'Genoeg,' zei ik, en keek of ie al stevig genoeg verankerd was, voordat ie weer wenste te verdwijnen.

   'Nu is je eiland aan de beurt,’ zei ik
   'Geef me in ieder geval een magische waterval,’ zei hij. ‘En een paar dolfijnen. En een hond, een paar kippen en een magere kat, een steiger, bootjes, een motortje en warm weer. En o ja, bloemen, die wil ik ook. En een huis met een dak tegen de regen.
   ‘Hoe lang is het varen naar je eiland?’ vroeg ik.
   ‘Drie dagen,’ zei hij, ‘en er is altijd iemand onderweg.’
   ‘Wonen er ook mensen?’
   ‘Ja.’
   ‘Wie dan?’
   ‘M’n vader in ieder geval.’
   ‘Maar die is veel onderweg,’ zei ik meteen.
   ‘Nietes,’ schrok hij, ‘als je dat doet, dan moet je me mijn moeder terug geven.’
   ‘Dat kan niet meer,’ zei ik onvermurwbaar. "Weg is weg. Hebben jullie ook winkels daar?’
   ‘Nee. We hebben alles wat we nodig hebben. En hebben we iets niet, dan krijgen we het van een ander en daar doen we dan later iets voor terug.’
   ‘Onhandig,’ zei ik en ik wilde het al deleten. Hij legde zijn hand op de mijne en hield me tegen.    
   ‘Probeer het,’ zei hij, ‘je kunt altijd nog veranderen.’
En zo discussieerden we verder over het eiland.
Aan het eind van de dag rekte ik me uit en was ik kapot.
Maar!
Alles was bedacht, het verhaal was duidelijk. Het zou nooit in één boek passen en misschien had ik wel een volwassen versie nodig ook.
Ik zuchtte en sloot mijn computer af, borg ‘m op in mijn kamer, onder een kussen in een diepe la. Ik trok mijn bikini aan en trok een paar baantjes in het zwembad. Daarna rustte ik uit en dacht in een soort roes aan het  eiland van Soedian. Zijn eiland . Het eiland waar ik me de komende maand nog veel op zal begeven, samen met het meisje en nog vele anderen.

1 april 2011

Nog steeds niet gewoon

   ‘U was in Hotel Samplung, in Ubud. U was aan het ontbijten toen een aap uw broodje pakte, was het niet?’ Ik zat op een luxe strandstoel langs het zwembad uit te rusten van een dag hard werken aan het komende kinderboek en keek naar een meneer en mevrouw van rond de 70 die voorzichtig het water in gleden. De vrouw keek me verbaasd aan, terwijl haar man op ontdekkingstocht door het zwembad ging en zich verbaasde over de stenen barkrukken die in het water stonden zodat je in het water  aan de bar kon zitten.   
   ‘Ik was daar ook,’ zei ik, dodelijk behoeftig om een praatje in het Nederlands. ‘Ik zat aan een tafel naast u toen het gebeurde. Ik vond het wel grappig.’
   ‘Nou, ik niet,’ zei ze, ‘ik ben doodsbang voor apen.’ Ze zwom naar het trappetje en ging op de onderste tree zitten. We begonnen een geanimeerd gesprek, ik plonste er ook maar bij, gezellie, en toen ze een paar baantjes wilde zwemmen, moest haar man het van haar overnemen.
   ‘Ga met Willem praten,’ zei ze, ‘Willem houdt van praten, dat vindt hij leuk. Willem, ga jij eens even praten met Margriet. Dat vind je leuk. Ze schrijft een boek.’
   Het eindigde ermee dat we samen aten in het restaurant naast ons hotel, wat ten eerste tien keer gezelliger was dan het onze en ten tweede ook nog eens fantastisch aan het strand lag.
   ‘Ga anders even met me mee het strand op,’ zei ik, nadat ik ze had verteld dat David zou gaan zingen. Ik had hem inmiddels al aan zien komen, prachtig gekleed in een mooie glimmende harembroek met kakiblouse en een gebatikt geval in zijn haar. Een plaatje! Hij was al begonnen met spelen en een vriend van hem, dikke Tom, die me de eerste dag al een hand had gegeven en gevraagd had of ikeen taxi-driver nodig had, roffelde mee op een djembé.
   ‘Lova, Lova, Lova, Lovina…’ zong David zacht en voorzichtig, duidelijk even verlegen met de situatie. Ik zuchtte, legde mijn kin in mijn hand, mijn ellebogen op de knieën. Ik vergat bijna adem te halen. Het klonk als een kado! Precies zoals ik de jongen in gedachten al in mijn boek had horen zingen. Nee, niet precies zo, maar mooier nog. Ik was verrukt en wilde dat ik het had kunnen opnemen.
   ‘You stay,’ zei David toen m'n twee meegebrachte bezoekers opstonden om te gaan.
‘There ’s some more people coming. We make camppire.’
   ‘Camppire?’ vroeg ik.
   ‘Pire. You know.’
   ‘O,’ zei ik, en ik schoot in de lach.
Was het even weer vergeten, dat van die V.
Er werden stoelen versjouwd uit het restaurant en op het strand neergezet. Twee  jonge mensen uit Utrecht logeerden in het hotel van het restaurant en zaten reeds op een lui lounge-ding.
   ‘Blijven jullie er ook bij?’ vroeg ik. Ze knikten, we stelden ons aan elkaar voor. Wat heerlijk, twee zulke leuke jonge spontane mensen te ontmoeten!
Daarna kwamen er nog twee Zweedse blonde jongens bij – ik had hun moeder kunnen zijn - en als laatste kwam ook Komo, de manager van het restaurant aanschuiven.
   ‘Alles goed?’ vroeg Komo terwijl hij zijn duim erbij opstak. (Hij spreekt een beetje Nederlands omdat hij een Nederlandse vrouw heeft die hier overigens prachtig en erg goed werk verricht met zwaar gehandicapte kinderen, alles op basis van giften en sponsors.  Help me onthouden dat ik het gironummer wil vermelden als ik eenmaal weer in Nederland ben. Alles helpt mee, zelfs als het kleine beetjes zijn.)
   En toen.
   Tja, toen.
   Toen stak iemand het vuur aan met petrol, wat onmiddellijk fikte als een tierelier en veel te warm was natuurlijk, maar dat hinderde eigenlijk ook weer niet, want we dronken de warmte weg met bier van Komo en daarna van iedereen, behalve van mij, schandalig, er was me steeds iemand voor die bestelde, maar misschien kwam dat ook wel omdat ik net iets minder snel dronk dan de jeugd, er waren zoete knispersigaretten, er was muziek, gezang, gelach, gerammel op de djembé, geneurie, genot, geruis van de golven, en bliksem in de donkere lucht met sterren die ik niet kende. We aten warme cassave -volgens mij kwam het van een barbecue af of zo (het smaakte als aardappel, maar dan veel droger), kroepoek en dronken nog meer bier. Als David zong klonk het als breekbaar glas, vooral in de hoogte, als Komo zong klonk het als hese krekels, Zweden kreeg van ons douze points, en ik deed niet echt mee, want voor ik er achter was welk liedje gezongen werd, was het al afgelopen. Het was een avond die wat mij betreft niet af hoefde te lopen en nog uren door mocht gaan.  
   Maar
toch.
   Toch verliet ik als tweede het toneel. Het was inmiddels half één, ik moest me de volgende dag weer om 6 uur melden op het strand. Terwijl ik terugliep en nog wat nagenoot, stak de wind op en begon het harder te rommelen en meer te lichten. Ik wilde eigenlijk nog even proberen te skypen met thuis, maar moest daar meer voor ondernemen dan ik had gedacht. Op mijn kamer werkte internet niet, dus wandelde ik met mijn computertje over het complex, eerst naar de receptie en daarna naarachteren, naar het restauarant. Terwijl ik dat deed, werd het opeens gekkenwerk in de lucht. De wind begon om me heen te waaien,hij raasde over straat, botste in het restaurant tegen een lessenaar met een grote glasplaat op die, precies toen ik er langs liep, keboem rengdeng in duizend stukken op de grond viel. Ik schrok me wezenloos en rende door naar achteren, waar ik wel internet had, maar niet genoeg licht. Er kwamen bewakers langs, ik scheet peertjes, want je mag hier eigenlijk alleen maar internetten van 8 tot 10.30 uur, en die peertjes scheet ik ook vanwege dat gevallen glas natuurlijk - straks dachten ze nog dat ik dat had gedaan - dus verstopte ik me achter een kastje. Het was het kastje waar het fornuis op stond waar ’s morgens roereieren worden gebakken voor een ieder die dat wil. En daar, onder een klein spotje achter dat kastje met fornuis, had ik contact met thuis.
Ik zei het toch, het is een vreemde wereld hier!



zwembad met op de achtergrond: de ZEE!!!

David

het gezapige oord

m'n tas aan de bootpaal